Select Page

Afgelopen december vond de conferentie The Future is Public plaats. Stadsplanners, politici, wetenschappers en betrokken burgers van over de hele wereld kwamen samen in Amsterdam om het te hebben over democratisering van publieke diensten. Ter introductie gaf filosoof David Harvey een keynote. Harvey is een marxistisch denker en publiceerde in !((99 het boek Rebel Cities, over de uitzonderlijke rol die steden kunnen spelen in democratisering van de democratie. In deze blog zal ik een korte samenvatting geven van Harvey’s keynote, om vervolgens uit te leggen waarom zijn theorie van belang is voor kritiek op de toerisme-industrie.

Kapitaal

Als Marxist zet Harvey zich, logischerwijs, af tegen het kapitalistische economische systeem. In zijn lezing beschrijft hij dat het inherent is aan kapitalisme dat kapitaal blijft groeien. Hij haalt een voorbeeld aan van een zeker dr. Price. Price schreef dat een geïnvesteerde penny ten tijden van de geboorte van Jezus Christus tegenwoordig een waarde bereikt zou hebben van 150 keer de planeet Aarde in massief goud. We wisten natuurlijk al dat geld meer geld maakt en dat de wereldbanken (en transfers in voetbal, trouwens) gigantische bedragen verrekenen. Door dit voorbeeld laat Price op een simpele manier een lastig puntje hiervan zien: we hebben geen 150 massief gouden Aardes om de waarde van de wereldeconomie te verzilveren.

Wanneer er een crisis plaatsvindt, doen de wereldbanken iets wat ‘kwantitatieve versoepeling’ wordt genoemd. Dit houdt letterlijk in dat er nulletjes aan waarden worden toegevoegd, om de nodige groei te waarborgen. Harvey haalt een onderzoek aan van Bank of England over de vraag wie er voordeel haalt uit dit proces, en beschrijft zijn verbazing over het resultaat. Hij verwachtte namelijk dat deze extra waarde op de aandelenmarkt belandt, waardoor de rijken het meest zouden profiteren. Het onderzoek concludeerde echter dat de armste 10% er juist op vooruit ging! Dit zou het betekenen dat het hele proces zo slecht nog niet is; als iedereen erop vooruitgaat en de armen nog het meest, wie kan er dan over klagen?

Er is een probleem. Het onderzoek, aldus Harvey, keek slechts naar de relatieve economische vooruitgang. In verhouding gaan de armen er inderdaad op vooruit, maar dit komt puur door hun enorm schrale inkomsten aan het begin. Over 6 jaar profiteerde de top 10% met gemiddeld 100 pond per week, terwijl de armste 10% profiteerde met gemiddeld 10 pond per week. Het optimistische geluid van het onderzoek komt door hun invalshoek; het is een kwestie van verhouding. De relatieve groei was bij de armen het grootst, terwijl de daadwerkelijke groei bij de rijken het grootst was. Het probleem van veel economen (ook Marxistische!) volgens Harvey, is dat zij niet kijken naar de mass, de daadwerkelijke waarde, maar naar de rate, de relatieve groei.

Het massa-probleem

Binnen een kapitalistisch economisch systeem wordt dus te weinig gekeken naar de werkelijke waarde, de massa, volgens Harvey. Het voorbeeld van de 150 gouden Aardes laat zien waarom dit problematisch is: er wordt zoveel waarde geproduceerd, dat niet fysiek gewaarborgd kan worden. Het is fysiek onmogelijk de waarde om te zetten in massa. Onze koopkracht mag dan wel blijvend stijgen, er moeten wel dingen zijn om te kopen. Meestal zijn dit fysieke producten, mét massa, die ruimte nodig hebben op aarde.

Dit massa-probleem is duidelijk zichtbaar in de klimaatkwestie. Constante CO2-uitstoot zorgt voor opwarming van de aarde en constante productie van plastic producten heeft gezorgd voor een gigantische overdaad aan plastic afval, waar onze oceaan de dupe van is. De economische groei die nodig is onder kapitalisme is op het eerste gezicht niet een probleem, maar wordt problematisch zodra je meeneemt dat de waarde die wordt gecreeërd ergens vandaan moet komen. De waarde wordt gecreeërd door consumptie te stimuleren. Dit heeft gezorgd voor overconsumptie en deze overconsumptie heeft weer gezorgd voor de massa(le) problematiek die plaatsvindt in het huidige klimaat.

Harvey noemt twee interessante ontwikkelen die voortvloeien uit de groeiende consumptiedrang en de massa-problemen die dit veroorzaakt. Beiden hebben zij te maken met wat wel eens de experience-economy wordt genoemd: een economie die draait om ervaringen. Ten eerste noemt hij de gigantische groei van Netflix en soortgelijke streaming-services. Dit is inmiddels een gigantische industrie. Het massa-probleem komt hier naar voren door een overdaad aan series en films die je kunt kijken, maar de fysieke effecten hiervan zijn (nog) niet zo schrijnend omdat het product, zo gezegd, niet fysiek is maar virtueel. Bij het tweede voorbeeld is dit helaas niet het geval; de steden leiden flink onder – je raadt het al, beste lezer – het massa-toerisme.

Massa-toerisme

De opkomst van toerisme als industrie is een fenomeen uit de afgelopen eeuw. Het reizen werd steeds populairder onder westerse rijken, en toen het ook betaalbaar werd voor de middenklasse, werd het drukker in de oude, Europese steden. Inmiddels groeit ook de welvaart in Azië en Zuid-Amerika. Ook voor de middenklasse aldaar werd het betaalbaar om te reizen en de wereld te zien. Massatoerisme is het resultaat hiervan; steden als Amsterdam, Venetië en Barcelona worden minder leefbaar voor bewoners die klagen over de ‘disneyficatie’ van hun binnenstad. De groei van welvaart, en dus van massa, uit zich in de massa’s toeristen.

Europa is een oud continent en heeft een meervoud aan prachtige, oude steden. Wij groeien op met romantische beelden van deze steden en het is dus niet gek dat veel mensen de wens hebben om deze zelf te ervaren. Er is meer vrije tijd, dus tijd om te reizen naar culturele bestemmingen. De relatief nieuwe nadruk op ervaringen in ons consumptiegedrag, die Harvey bespreekt, heeft geleid tot een hoeveelheid toeristen die deze steden bijna niet meer aankunnen. Bovendien gaat dit ten koste van de cultuur in de stad: vandaar de term Disneyficatie. Maar zelfs het pretpark Amsterdam moet iedereen eens bezocht hebben!

Duurzaam is dit proces natuurlijk niet. Het effect op natuur en omgeving van de (nog steeds!) groeiende toerisme-industrie is ook voor veel reizigers duidelijk. Zij doen hun best ethisch te reizen en zo ontstaan bewegingen als het eco-toerisme. Consumentenbewegingen als deze vergeten een belangrijk onderdeel van het probleem: het consumeren. Door de illusie te wekken dat reizen (consumeren) op een ethische manier mogelijk is, kan de industrie blijven groeien. Deze groei zal uiteindelijk (hoe eco- dan ook) een effect hebben op de fysieke leefomgeving. Immers, zoals Harvey duidelijk schetste, economische groei gaat altijd gepaard met groei in massa. Wellicht kan een simpele oplossing geïnspireerd worden door de populariteit van Netflix in combinatie Virtual Reality: wanneer mensen thuis met een druk op de knop een ervaring kunnen krijgen van Barcelona of Venetië, hebben de steden zelf hier geen last van. Maar gaan toeristen genoegen nemen met deze ervaring?

Conclusie

Het probleem van massa-toerisme in grote steden is niet slechts een probleem van de keuzes van consumenten: ethisch consumeren bestaat namelijk niet in deze sector. De kwestie is breder dan dat en heeft te maken met de kapitalistische invulling van onze economie, in combinatie met de focus van de samenleving op het belang van consumptie, en de neiging van consumenten om identiteit te ontlenen aan de producten die ze kopen en (dus) de reizen die ze ondernemen. Al deze problemen zijn aanzienlijk breder dan slechts het stellen van de vraag “vind ik deze reis wel waardevol?”. De focus leggen op bewust consumeren is niet genoeg, het liefst ligt de focus op zo min mogelijk consumeren. En het veranderen van de politieke, economische structuren natuurlijk. Is het niet tijd voor revolutie?